De geschiedenis van zeep begint in het oude Griekenland. De Grieken gebruikten, naast water, olijfolie om het lichaam te reinigen. De Galliërs maakten een mengsel van vet en as, dat zij zowel gebruikten om de huid te reinigen als haar te genezen. Dit mengsel werd bekend in het hele Mediterrane gebied. De Arabieren waren de eersten die een echt compact en redelijk hard stuk zeep ontwikkelden op basis van olijfolie en soda. Damascus bleef vervolgens vele jaren hét centrum van de zeepproductie. Overigens werd pas in 1791 kunstmatig soda ontwikkeld. Voordien werd een natuurlijk kaliloog gebruikt, afkomstig van zeezout.
Fabricage
Het proces dat ten grondslag ligt aan de fabricage van zeep heet verzeping. Hiervoor wordt een vet (olijfolie, dierlijk vet) samen met een alkalische stof (soda, loogkruid) vermengd in grote ketels. Daarna wordt de substantie verhit en er wordt net zo lang soda toegevoegd tot het vet verzadigd is en dus geen soda meer kan opnemen. De juiste menging en verhitting zet het verzepingsproces in gang. Tijdens dat verzepingsproces ontstaat enerzijds zeep en anderzijds glycerine als bijproduct (uit het vet).
Savon de Marseille
Tot de 19e eeuw bleef het maken van de traditionele zeep verbonden aan de fabricage van olijfolie. Dit was immers één van de voornaamste ingrediënten. En waar was de olijfolie fijner dan in de Provence? Nu ontstond het tijdperk van de ‘zeep uit Marseille’. Hier had men ruimschoots de beschikking over topkwaliteit olijfolie. En als er niet genoeg was, dan brachten de schepen uit Spanje of Italië wel een voorraadje mee. Aangezien olijfolie een duur ingrediënt was en bovendien een nogal zachte zeep opleverde, ging men experimenteren met andere oliesoorten (lijnzaadolie, maanzaadolie). Door kolonisatie kwamen de Fransen bovendien in aanraking met kokos- en palmolie.